Uniek ondernemerschap en gewaagde stappen: Wereldmuseum Rotterdam neemt alternatieve route
Op negen augustus dit jaar schrijft de Volkskrant dat het Wereldmuseum in Rotterdam op het punt staat om zes miljoen euro binnen te halen door een deel van de collectie te verkopen. Een museum met zes miljoen in handen, dat kom je niet vaak tegen. Het Wereldmuseum in Rotterdam is een van de meest slimme musea in Nederland als het gaat om inkomsten genereren en geld slim uitgeven.
Het Wereldmuseum is gevestigd in een gebouw uit 1851, dat oorspronkelijk was gebouwd voor de Koninklijke Yachtclub waar prins Hendrik voorzitter van was. Door deze chique uitstraling van het museum krijg je al gelijk de indruk dat het bestuur beschikt over een grote pot met geld, en dat klopt helemaal.
Een paar jaar geleden moest het Wereldmuseum – zoals alle andere musea in Nederland – snijden in de uitgaven. Het Wereldmuseum besloot destijds om 60% van het personeel te ontslaan: dit was een wijze keuze. Een paar jaar later werd het Wereldmuseum zo succesvol dat het personeelsbestand verdubbeld kon worden. De vraag is: hoe houdt het Wereldmuseum zijn broek omhoog?
Het restaurant van het Wereldmuseum is het eerste deel van het antwoord. In 2010 won het restaurant van het Wereldmuseum de Gouden Pollepel, een van de hoogste onderscheidingen op culinair gebied. De jury van de prijs noemde het restaurant ‘het culinaire walhalla’ en gaf het een 9- als eindscore. Ook al is het restaurant gekoppeld aan het Wereldmuseum, het wordt meer als aparte en losse motor gezien. Dit restaurant is een van de meest gewilde restaurants in Nederland en om aan een tafel te kunnen komen moet je minstens een maand van tevoren reserveren. Je kan dit restaurant omschrijven als ‘exclusief’.
Naast de allure van het restaurant, heeft het museum ook een van de meest uitgebreide en professionele museumwinkels in Nederland. Deze winkel heeft een ontzettend breed assortiment en verkoopt de mooiste spullen als het neerkomt op Afrikaanse en Aziatische relikwieën. De kas van de winkel is een andere kas dan die van het museum. Structureel gezien is de winkel een apart orgaan binnen het museum. Ook staat er inmiddels een kleine boekenwinkel die alle noodzakelijke literatuur op het gebied van antropologie in de kast heeft staan.
Er zijn, zoals je kunt lezen, meer dan genoeg inkomstenbronnen voor het Wereldmuseum Rotterdam. Een van de grootste inkomstenbronnen is het lidmaatschap van de VIP’s. Als je veel geld hebt, kan je lid worden van de VIP-club van het museum. Je betaalt 5000 euro per jaar wat als donatie wordt beschouwd voor het museum. Je mag als lid gebruik maken van de VIP-ruimte op de eerste verdieping en de skybox waar je een mooi uitzicht hebt op de Rotterdamse skyline. Waarschijnlijk vraag je je af wie er zo gek is om dit bedrag hiervoor neer te leggen? Dat zijn voornamelijk advocaten, bankiers en andere grootverdieners die in de buurt van het museum gevestigd zitten.
De stichting van het museum die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel is een goed doel. Dit houdt in dat bezoekers geld kunnen schenken aan een goed doel, wat ook weer een positief effect heeft op de inkomsten uit subsidies van het publiek. Door de subsidies en de stortingen voor de stichting genereert het Wereldmuseum weer een ontzettend grote inkomstenbron.
Een andere grote inkomstenbron is de balzaal. Deze heeft een gigantisch oppervlak en een heel erg ouderwets-chique uitstraling. De balzaal wordt kaal verhuurd voor 3000 euro per evenement waarbij alles geleverd wordt door het Wereldmuseum: van catering tot aan de techniek. De verhuur van deze balzaal zorgt voor een gemiddelde omzet van vier miljoen euro per jaar.
Vroeger maakte het Wereldmuseum gebruik van aparte voorstellingen voor het theater, toen het theater nog ‘de Evenaar’ heette. Tegenwoordig wordt het kleine, intieme theater alleen nog maar gebruikt voor gerelateerde tentoonstellingen. Helaas vormt dit theater geen aparte inkomstenbron meer.
“Het Wereldmuseum onderzoekt de mogelijkheden om verder te gaan als een museum gericht op kunst uit Azië. Door het afstoten van ‘mindere’ kunstwerken en de Afrika-collectie hoopt Bremer een kapitaal op te bouwen van tientallen miljoenen euro. Het rendement daarvan wil de directeur in de exploitatie steken, zodat het Wereldmuseum minder afhankelijk wordt van subsidies.” – Volkskrant 9 augustus 2011.
Het Wereldmuseum heeft een ontzettend kapitaal aan kunstschatten. In tijden van bezuinigingen is het museum van plan om een aantal onderdelen van de collectie te verkopen om verminderende subsidies te compenseren. Ook al zijn de inkomsten de afgelopen jaren ontzettend toegenomen door het succes van de horeca en de VIP-lidmaatschappen, het Wereldmuseum wil geen een stuiver uit het oog verliezen. Ze willen als museum altijd ‘safe’ zitten en zoveel mogelijk geld binnenhalen zodat ze nooit in financiële problemen zullen raken.
Door de bezuinigingen is het museum zich wel meer gaan richten op twee continenten. Ze zijn inmiddels gespecialiseerd in Afrika en Azië die gezamenlijk het aanbod vormen. De gedachtegang is dat de wetenschap behouden wordt maar dat je niet alle exposities per se tegelijk hoeft uit te voeren. De huidige collectie heeft onder meer tentoonstellingen van Afrika, Amerika, Japan en Tibet. Deze collecties zorgen gezamenlijk voor genoeg publiek. Doordat het museum zich meer richt op authenticiteit in plaats van educatie (voor kinderen) komt er ook voornamelijk een serieus publiek op het museum af, die ook bereid zijn om geld te doneren aan het museum.
Er mag geconcludeerd worden dat het Wereldmuseum in Rotterdam een heel erg slim museum is. In crisistijden waar musea zal verdwijnen blijft het Wereldmuseum rechtop staan en dat heeft te maken met het feit dat ze niet lui zijn. Ze zijn proactief, creatief en zorgen ervoor dat het geld- met of zonder subsidies – binnen blijft komen. Nederlandse musea mogen een voorbeeld nemen aan deze unieke ondernemer, meneer Bremer.
Beeld: David Koster